De methode
Vervolgens worden de microgeïnjecteerde eicellen zo dicht mogelijk bij de fysiologische omstandigheden gehouden. Dit wordt bereikt door de eicellen in een incubator te houden, met een stabiele temperatuur van 37º C en 6% CO2, totdat de bevruchting 16-18 uur na ICSI is gecontroleerd. Na twee of drie dagen (dag +2 of +3) na de bevruchting (ICSI) worden de pre-embryo’s overgebracht in de baarmoeder, en als er boventallige pre-embryo’s zijn, kunnen ze worden gecryopreserveerd voor een andere overdracht, zodat ze niet opnieuw moeten worden gestimuleerd. In beide technieken, als we supernumerieke pre-embryo’s krijgen, kunnen deze in “verlengde cultuur” worden gehouden tot aan het stadium van de uitgebreide blastocyste, het uitvoeren van de transfer in dag +5 of +6, waardoor we een betere embryoselectie, en dus een groter aantal zwangerschappen.